Resultaten HEDUS studie

Op dit moment wordt bij het merendeel van de kinderen met een aangeboren hartafwijking deze al voor de geboorte op de echo gezien. Als de hartafwijking voor de geboorte wordt vastgesteld, heeft dit voordelen voor het kind, omdat de juiste zorg voor het kind direct na de geboorte aanwezig is. Bij sommige hartafwijkingen kan dat levensbedreigende situaties voorkomen. Het opzetten van grote echocentra met echoscopisten die veel echo’s kunnen maken per jaar, zou mogelijk kunnen helpen om de kwaliteit van de 20-weken echo toe te laten nemen.

Met de HEDUS studie hebben we onderzocht welke factoren in de zwangerschap een rol spelen bij een diagnose vóór de geboorte. Zo hopen we de zorg voor kinderen met een aangeboren hartafwijking in de toekomst te verbeteren.

Verschillende factoren, die hier mogelijk een rol in kunnen spelen, zijn:
- Omgevingsfactoren. Hierbij kunt u denken aan de kwaliteit van het echoapparaat of de ligging van het kindje in de buik. We weten bijvoorbeeld dat het hartje minder goed te zien is met de echo als het kindje met de rug naar boven toe ligt.
- Kwaliteit van de beelden die van het hart worden gemaakt. Er zijn vier standaard doorsnedes van het hart, die iedere echoscopist(e) moet maken om de anatomie van het hart te kunnen beoordelen. Als deze plaatjes niet helemaal goed, maar bijvoorbeeld een beetje schuin, worden gemaakt, kan het zijn dat een deel van het beeld mist, waardoor je dit niet kunt beoordelen en mogelijk een afwijking mist.
- Ervaring van de echoscopist(e) en het echocentrum. U kunt zich wellicht voorstellen dat hoe langer de periode is dat iemand 20-weken echo’s maakt, hoeveel echo’s deze persoon per jaar maakt òf hoe groter een echoscentrum is, hoe groter de kans dat de hartafwijking wordt herkend als het hart er iets anders uitziet.
De resultaten van deze studie lieten zien dat de kwaliteit van de beelden van het hart gemiddeld beter zijn bij kinderen waar de hartafwijking wél werd herkend voor de geboorte. Echoscopisten die veel echo’s per jaar maken, scoorden daarbij beter op de kwaliteit van deze beelden.
In 30% van de kinderen was de hartafwijking wel te zien op de beelden, maar werd deze niet door de echoscopist herkend. Tot slot bleek bij 1 op de 5 (of 20% van de) kinderen waarbij de hartafwijking voor de geboorte niet was gezien, dat de kwaliteit van de beelden goed genoeg was, maar het hart er (nog) volledig normaal uit zag. Dit wil helaas zeggen dat in deze gevallen het ‘missen’ van de diagnose tijdens de 20-weken echo niet voorkomen had kunnen worden met het huidige protocol.

Kortom, om ervoor te zorgen dat we bij meer kinderen de hartafwijking al voor de geboorte vaststellen, moeten we ervoor zorgen dat met name de kwaliteit van de beelden van het hart verbetert. Het opzetten van grote echocentra met echoscopisten die veel echo’s kunnen maken per jaar, zou daarom mogelijk kunnen helpen om kwaliteit van de 20-weken echo toe te laten nemen. Er is echter nog meer onderzoek nodig om precies vast te kunnen stellen hoeveel echo’s een echoscopist(e) minimaal zou moeten maken. Deze informatie is nodig om de kwaliteit van de 20-weken echo te garanderen, en zo het aantal kinderen dat voor de geboorte wordt herkend, toe te laten nemen.
 

« Bekijk alle nieuwsberichten